Verdwenen Nostalgie

MOLENS IN LIEDEKERKE

Graan malen is voor de mens te allen tijde een belangrijke activiteit geweest. Brood was en is nog altijd een van de hoofdbestanddelen van onze voeding.
Voor onze primitieve voorouders was graan pletten een zeer arbeidsintensieve en handmatige bezigheid, tot ze doorkregen dat ze met zware stenen veel graan ineens konden verpulveren. Als ze ook nog ondervonden dat die zware stenen over mekaar kunnen wrijven met de kracht van wind en water, bedachten ze daar al vlug de nodige constructies voor. Vanaf dan werd graan malen een stuk makkelijker, sneller en minder belastend.

 

Watermolens

Dat men energie kan halen uit de val van water werd betrekkelijk vroeg ontdekt.
Zelfs de oude Egyptenaren pasten al een vorm van waterkracht toe om hun grond te irrigeren. Ook in Syrië, India en China irrigeerde men de gronden met schoepenraderen. Twee eeuwen voor Christus volgden de Grieken en ook van de Romeinen is bekend dat ze watermolens bouwden. In de middeleeuwen, en zeker in de eeuwen erna, waren er ook in West-Europa heel wat watermolens te vinden.

Aan elke beek met een vrij groot debiet bouwde men er een. In onze onmiddellijke omtrek waren er drie:

1 In Teralfene aan de Bellebeek.  In 1794 noemde men hem nog altijd ‘Meulen-te-Belle’. En de aangrenzende landerijen heten nog altijd ‘het Meuleveld’.

2 Een andere was er in Essene, aan diezelfde Bellebeek. Hij bestaat nog altijd maar deze ‘Bellemolen’ wordt niet meer gebruikt.

3 Een derde watermolen stond in Huissegem. Die was voor de Liedekerkenaren de belangrijkste. Deze watermolen bevond zich aan de Dender, enkele meters rechts van de huidige tweede brug. Hij werd destijds gebouwd door een van de vroege kasteelheren van Liedekerke. Hoewel de molen zich op het grondgebied van Denderleeuw bevond, werd hij ‘de molen van Liedekerke’ genoemd, net omdat hij toebehoorde aan het kasteel van Liedekerke.

In 1730 werd deze molen verpacht aan Jan Van Dalem. De molen was de eigendom van de aartsbisschop van Mechelen (akte in de archieven van de Schepenbank Liedekerke-Denderleeuw in het Rijksarchief te Leruven).
De molen werd druk bezocht door de landbouwers van onze gemeente. Liedekerke had immers nog geen windmolens en hij bevond zich uiteraard in de onmiddellijke nabijheid.
Het was pas in de tweede helft van de 19e eeuw, wanneer de watermolen werd afgebroken omdat hij wellicht versleten was, dat in onze gemeente windmolens werden opgetrokken.

Detail uit de gekende afbeelding van ‘Kapel en klooster ter Muilen’ :
rechts onseraan kunnen wij zien dat de watermolen van Liedekerke de Dender overbrugde.


Windmolens

De oudste windmolen van Liedekerke is wellicht die van Impegem geweest, in de volksmond ‘de Keirekens-molen’ genoemd, aan Keirekensberg.
Volgens Henri Van Nuffel, de laatste eigenaar van de molen, werd hij gebouwd in de loop van de 18e eeuw, ergens in Wallonië nabij de Franse grens.
In 1870 zou een zekere Van der Kelen uit Pamel hem gekocht hebben. Hij liet de molen met paard en kar naar Impegem brengen om hem daar weer op te richten.
Maar of deze informatie juist is? Het is namelijk zo dat tussen 1866 en 1870 de molenaar Ferdinand Vijverman heette (geb. 1831), en dus niet Van der Kelen. Vijverman was gehuwd met Joanna Lievens. Waarschijnlijk zal mulder Van der Kelen de molen gekocht hebben van Ferdinand Vijverman.
Later kwam de molen in handen van August Rijdant die hem op zijn beurt over liet aan zijn zoon Hector. Maar in 1938 verongelukte Hector. Tijdens het malen werd de ongelukkige door het houten raderwerk gegrepen en geplet. Nadien werd de molen te koop aangeboden en heeft Henri Van Nuffel hem gekocht.

De laatste molenaar van de Keirekensmolen, Henri van Nuffel,
samen met zijn gezin en kinderen uit de buurt
.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op 15 juni 1952 verscheen in Het Volk/Ons Zondagsblad een interview met molenaar
Henri Van Nuffel:

Dadelijk stelde ik vast dat de molen niet naar behoren was opgetrokken. De wieken scheerden zo rakelings bij de grond dat zelfs geen muis op hun weg mocht lopen. Wekelijks was er bij ons dan ook kippensoep. Om het houden van pluimvee mogelijk te maken, heb ik de molen, met zijn gewicht van 35 ton, 30 cm. verhoogd.
Het uitbreken van de oorlog had een karavaan met reglementen voor gevolg. Er werd o.m. verboden 's nachts te malen. Zo boerde ik stilaan achteruit, temeer daar haast uitsluitend broodgranen gemalen werden, die driemaal zoveel tijd vergden dan de gewone voedergranen. De capaciteit van de molen diende dus opgedreven.
- En wat hebt ge dan gedaan ?
- Ik heb hem 300 meter verplaatst.
- Verplaatst ?
- Ja. Vroeger stond hij hier, vlak naast het molenhuisje, achter een gordijn van bomen, die jaar na jaar de drijfkracht van de molen meer en meer beperkte. Thans prijkt hij in al zijn kracht op de bergtop daar, waar hij volle wind in de zeilen heeft. Toen ik de buren over mijn plan inlichtte, waanden ze me krankzinnig. Niet lang evenwel, want toen ze merkten dat de stoute onderneming succesvol zou verlopen, boden ze me onbaatzuchtig hun hulp aan.
Op een gegeven ogenblik trokken we wel met veertig aan één touw. Er is gewroet geworden, dat kan ik u verzekeren.
- En hoe hebt ge die reis klaargespeeld ?
- Ik heb die verschillende werkzaamheden nauwkeurig genoteerd.

Op de kaft van het dagboek staat in flinke drukletters: ‘Op Reis met mijn Molen’.
Een samenvatting van de aantekeningen van de molenaar:

Op 24 juli 1941 werden eerst de zes molenstenen naar beneden gelaten.
's Anderdaags volgden de wieken en de trap. Daarna heeft men de molen vanop zijn vier teerlingen laten zakken op sleden. De molen werd vervolgens ingepakt in een netwerk van touwen en voorzien van heel wat katrollen. Tijdens het voorttrekken van de molen konden die katrollen de last verlichten.
Op 1 augustus stonden heel wat mensen uit Pamel en Liedekerke klaar voor een ongewoon schouwspel. Van mond tot mond ging het: ‘Zou Van Nuffel het wel aandurven. Zou hij toch …?’
De molenaar trok zich niets aan van de twijfels. Hij smeerde de katrollen nog eens goed in en deed een laatste check up voor de grote operatie. De molen stond nu op sledebomen die op hun beurt rusten op een 7,5 meter lange vloerplank. Alleen op die manier kon het gevaarte voortgetrokken worden.
Hoe verder de dag vorderde, hoe meer nieuwsgierigen zich rond het molenhuisje kwamen scharen. Om zes uur ’s avonds ‘speekte’ Van Nuffel in de handen en nodigde hij de omstaanders uit om mee te helpen. Onmiddellijk grepen veertig eeltige handen een van de vele touwen vast, waarop het ‘alles is klaar’ klonk.
Er volgde een gekraak dat horen en zien verging, maar de molen verroerde geen vin. Maar bij een tweede poging kwamen de rollen onder de sledebomen wel in beweging. Er moest verschrikkelijk hard getrokken worden. Pas na een kwartier waren de eerste veertien meter afgelegd.
Nu werden twee andere vloerplanken bijgeschoven. Weer klonk het signaal, weer kraakte het gevaarte oorverdovend, maar de reus rolde verder weg van het molenhuisje dat nu afscheid moest nemen van zijn trouwe vriend.
Rond halfnegen stond de molen in het midden van de straat. Die moest volledig worden overgestoken. Van Nuffel moest ook een technicus optrommelen om de draden van de elektriciteitsleiding te verwijderen. Daarna ging de reis verder op een vers afgedorst oogstland.
Op maandag 4 augustus werden ook nog eens twee Brabantse trekpaarden ingespannen. Twee paardenkracht en veertig mensenkracht zorgden ervoor dat op dinsdag de helft van de weg was afgelegd.
Had Van Nuffel geen katrollensysteem aangebracht, zou er minstens driehonderd man nodig geweest zijn om de molen één centimeter te verplaatsen.
Woensdagavond was het zwaarste werk voorbij. Op 7 augustus schreef Van Nuffel in zijn boekje:

Na deze harde trek werd ons hart verlicht en zachter het werk. De twee paarden konden de last alleen bewegen, zodat te 22.30 u. het zo betrachte doel bereikt werd.

De Keirekensmolen tijdens zijn tocht, aanvankelijk getrokken door mensenkracht, nadien werd er paardenkracht aan toegevoegd.

De molen, ontdaan van zijn wieken om het gewicht te verminderen. Rollend op houten balken werd hij verplaaatst naar zijn tweede en definitieve verblijfplaats, weliswaar op Pamels grondgebied

   

De hele tocht had zeven dagen geduurd. De constructie moest wel nog gedraaid worden maar De Grote Verhuizing was geslaagd. De spotters en de twijfelaars hadden nu berouw, en een na een    kwamen ze van Nuffel gelukwensen met zijn uitzonderlijke prestatie.
Heel wat mensen uit Liedekerke en Pamel hebben deze gigantische verhuizing met eigen ogen gezien en er zelfs aan mee geholpen. Het blijft een verbluffend en haast ongelooflijk verhaal. Daarom moet het in de annalen van onze plaatselijke geschiedenis blijven voortleven.
Op dit ogenblik is er van de molen helaas niets meer over. Op vrijdagochtend 30 januari 1970 om iets over zes werden buurtbewoners opgeschrikt door een hevig gekraak. De molen die al een tijdje overhelde was plots niets anders meer dan een hoop brandhout…

      

Was de Keirekensmolen de oudste, hij was niet de eerste windmolen in onze gemeente.
In 1835 deed Constantin Van Droogenbroeck, een schipper uit Denderleeuw, een aanvraag aan het gemeentebestuur van Liedekerke om een windmolen te mogen plaatsen ‘op d'Overcauter’. Omdat de gemeente geen enkele wind- of watermolen had, werd de aanvraag toegestaan. Maar de molen is er uiteindelijk niet gekomen.

Fonge's molen

Twintig jaar later, in 1855 kwam de weduwe van Petrus Van Daele een vergunning halen voor het plaatsen van een windmolen op Papenberg aan de Veldbaan, ‘die zou voorzien zijn van 3 paren steenen .. .’
Ook deze aanvraag werd toegestaan. En dus werd nog datzelfde jaar een windmolen vanuit Ottignies overgebracht naar Liedekerke en heropgericht aan de Molenstraat achter het huis van Mevr. Mertens. Haar echtgenoot Rufin Asselman heeft de molen jarenlang beheert.  Nog voor de tweede wereldoorlog, in 1938, werd besloten om de molen af te breken en te vervangen door een stoommolen. Nog later moest die op zijn beurt wijken voor een elektrische maalinstallatie.
Maar de houten molen die in 1855 vanuit Ottignies naar Liedekerke werd gebracht was de eerste windmolen in onze gemeente. Hij is tijdens het grootste deel van zijn bestaan in handen geweest van de familie Van Daele. De meest bekende mulder ervan was Alfons Van Daele, vandaar de naam ‘Fonge’s molen’
In enkele ijzerstukken was ‘1791’ gegrift, waarschijnlijk het jaar waarin de molen werd gebouwd. De naam van de Molenstraat, die vroeger wel eens Muilenweg en meestal de Veldbaan werd genoemd, is het enige wat nog aan deze windmolen herinnert.

Opeenvolgende eigenaars:
1855 - Opbouw door Petrus Van Daele
1863 - Alfons Van Daele
Vanaf 1905 - weduwe Alfons Van Daele, Amatus Van Daele, Leo Van Daele,
1921 - weduwe Jan Baptist Mertens -Van Daele
De Molen werd gesloopt in1938.
 

  

  

In 1938 verdwenen windmolen aan de Molenstraat
(eigendom R. Mertens-Asselman)

Bernarens molen

Rond 1860 werd een tweede windmolen opgetrokken op de hoek van de Beysweg en de huidige Pamelsestraat.
De mensen noemden hem ‘Bernarens molen’ wellicht omdat een van de eerste eigenaars Bernard heette.
In 1926 werden de wieken weggenomen. De molen zelf werd met touwen omver getrokken.

Opeenvolgende eigenaars:
1861 - Oopbouw: Bernardus Menschaert)-Moens
1879 - weduwe en kinderen van Bernard
1880 - Verkoop: Lanckmans-Moens. De weduwe van Bernardus was hertrouwd.
1898 - Verkoop aan Jaak René Menschaert-Van der Stappen
1908 - bij erfenis, Jan René Menschaert-Verbestel
Werd gesloopt in 1928 wegens economisch niet meer rendabel.

Ook hier: een hevig gekraak, een enorme stofwolk en daarna alleen nog een stapel brandhout…

   

 

Dit stukje geschiedenis hebben wij ontleend aan het boek “Liedekerke, van vroeger tot nu” van de hand van de gekende en gewaardeerde Liedekerkse heemkundige Maurits Bronselaer. Het Nederlands werd aangepast aan de huidige normen door Anne Gies (bestuurslid van de heemkring).

 

template by JStemplates.com
UA-57645190-1